ondernemers

Quartet Magda Mendes bij GUO in Tiliander Oisterwijk


‘Com o Vento’ heet het programma van Magda Mendes. Met haar kwartet staat de Portugese fado/siso-writer op zondag 25 februari vanaf 15:00u op het GUO-podium van Groeten Uit Oisterwijk in Cultuurcentrum Tilliander. GUO verkoopt op de concertdag tussen 14:00 en 15:00u nog tickets aan haar zaalkassa (cash: geen pin), maar VOL=OP! Wie zeker wil zijn, reserveert nu al via de GUO-ticketshop (klik)

 

Quartet Magda Mendes

Vrij vertaald betekent ‘Com o Vento’ zoiets als ‘Liedjes van de Wind’. Twintig jaar geleden volgde de Portugese zangeres de ’Sudoeste’, de zuidwester die haar naar Rotterdam woei. Een reis langs stranden van Algarve, kurkbomen van Alentejo, steegjes van Lissabon die fado ademen, olijfbomen van haar vader en de bergen van het Noorden. Al deze elementen komen samen in ‘Com o Vento’, uitgevoerd in internationale bezetting: Magda Mendes (vocalen, ukelele, percussie) Ward Veenstra (akoestische en Portugese gitaren), Gustava Cabrera (viool) en Aleksandra Kaspera (cello).

Gouden Notekraker
Magda Mendes brak door toen ze in 2018 de ‘Gouden Notekraker’ won. Met deze prijs van de professionele Nederlandse muziekindustrie SENA fêteren muzikanten in Nederland jaarlijks een vakgenoot met de meest inspirerende podiumact. De prijs kwam Magda Mendes toe kort nadat ze ‘Oliveiras’ uitbracht, haar cd met een indringend persoonlijke signatuur. De titel staat voor oma’s familienaam, maar ook voor de olijfgaard die haar vader erfde. Met gelijknamig programma trok ze langs de grote podia in Nederland. Hieraan vooraf gingen in 2015 muziekdocu ‘Silêncio’ en in 2011 klassiek fado-album ‘Casa da Bôxa’

Komend uit een muzikaal nest volgde ze haar twee oudere zussen in hun conservatoriumstudie. Nadat ze hen zag ploeteren om een muzikantenbestaan op te bouwen werd ze toch maar zeebioloog. Haar vader kwam voor zaken geregeld in Nederland. Bij thuiskomst gaf hij steevast hoog op over land, inwoners en levensstandaard. Toen één van haar zussen er zich vestigde, raakte ze op haar 26ste verzeild op het conservatorium van Rotterdam met haar unieke afdeling wereldmuziek. Ze koos voor Braziliaanse muziek, overtuigde als veelgevraagd samba- en bossanova-zangeres, tot het begon te knagen, het niet echt voelde, niet van haarzelf. Portugees moest het zijn, niet voor haar publiek, niet eens voor haar Braziliaanse fans, maar voor haarzelf. Min of meer dezelfde taal, totaal uiteenlopende muziekstijlen.

Eigen voetafdruk
Ze verklaarde Rotterdam haar liefde (die wederzijds bleek), bleef plakken, raakte gelouterd, schoof op van vertolkster van traditionele, volkse fado naar een persoonlijke versie waarin ze haar eigen voetafdruk achterliet. Siso-writer van verfijnde Portugese kamermuziek, vat ze haar status samen. Haar songs resoneren niettemin de ‘saudade’, die sentimenten van heimwee, dat eeuwige verlangen terug naar haar land en haar vaders olijfgaard. Haar muzikanten vormen het contrapunt dat haar fijne stem tot volle bloei brengt in haar weemoedige, reflecterende songs met onderliggende emoties. Als ze fado zingt, zingt ze harder, weelderiger versierd. In andere stijlen durft ze dat niet of vindt ze dat ronduit lelijk. Haar songs geven haar de vrijheid om haar emoties uit te vergroten tot over de top.

Ingeklemd tussen zee en Spanje maakt de Portugees zich klein, past zich aan, spreekt desgewenst Spaans, terwijl de Spanjaard veelal geen Portugees kent. De inborst is mild, maar in de fado kan hij losgaan, zijn sentimenten tonen, melancholie, heimwee, expressie in zijn binnenste leggen en ermee naar buiten treden. Maar er zijn er genoeg die fado aanstellerig vinden, zowel in Nederland als Portugal. In de kern is het sobere, volkse, allesbehalve pretentieuze straatmuziek uit Lissabon. Weemoedige muziek, twee eeuwen geleden ontstaan in achterafkroegen, voor en door mensen die het leven niet cadeau kregen, ver verwijderd van Portugese muziektradities buiten de hoofdstad, in sfeer eerder verwant aan Amerikaanse blues en aan smartlappen uit de Amsterdamse Jordaan.

Nieuwe afslagen
Wat haar boeit, is niet de fado zelf, niet de muziekstijl waarvoor haar heldinnen leefden met wie ze zich niet wil identificeren. Haar is het te doen om de invloedenbrij waaruit de fado voortkomt en die ze voortbrengt. Haar interpretatie is Europese muziek met Portugese inslag. Daarin neemt ze voortdurend nieuwe afslagen, blijft zichzelf uitdagen, om terug te keren bij de gemene deler: ze bezingt haar geschiedenis beeldend, in het Portugees, nostalgisch, vanuit thematieken die haar mee terugnemen naar haar geboortegrond. Wat haar van kindsbeen vormde, diept ze uit in haar muziek.

In de klanksoorten die erin samenkomen, weerspiegelen zich evengoed invloeden van haar medemuzikanten, componist/arrangeur en gitarist Ward Veenstra (ex Mathilde Santing, ex Nynke Laverman) voorop. Met hen trok ze naar Portugal, naar het nagenoeg uitgestorven gehucht waar haar moeder opgroeide. Ze namen hun intrek in het plaatselijke schooltje dat er stond te verpieteren en maakten er als artists in residence de soundtrack van dorp en ommelanden.

Liberaal land?
Mendes’ oma verhuisde van platteland naar Lissabon, stad van haar kinderen, een autorit van anderhalf uur. Ze ontaardde in een schim van zichzelf, in een oude, ontheemde vrouw. Op het platteland kon ze zichzelf zijn, doen wat ze wilde, kaas maken en olijfolie. Wie wegtrekt van waar hij is geboren en getogen, wordt iemand anders. Bij haar oma pakte dat verkeerd uit, zijzelf daarentegen bloeide op in Nederland. Ze kwam hier om te doen waarvan ze droomde: muziek maken in een liberaal land.

Tegengeluiden ten spijt typeert ze Nederland als casual, met open geest. Dat ziet ze terug in het fenomeen fietsen: arm en rijk fietst, op haar fiets voelt ze zich blij en trots, in fietsen in de fietsenstalling bij het station ziet ze iets poëtisch. Maar Portugal zit in haar, de kleuren van de natuur, het licht, het gele dat daar geler is, alsof je de natuur scherper ziet. Lissabon, haar stad, ruikt naar rivier, een beetje zee, heeft iets zilts. En als in Nederland het eten lekker is, het is altijd hier, nooit daar.

Balsems voor de ziel
Als pendant voor Nederland – fietsland roemt ze dan ook de Portugese eetcultuur: niet persé mooi of sjiek, wel overal goed en lekker, voor weinig geld, smaken als balsems voor de ziel. De smaak van oma’s eten, van haar jeugd, die gaat diep. De Portugees is te katholiek om een bon vivant te zijn, maar genieten kan hij. Als ze iets maken, dan is dat uit de behoefte om iets goeds te proeven. Het besef dat je wijn exporteert voor geld daalt traag in. De grondgedachte is: je wilt iets lekkers, daarom maak je het zelf.

In Portugal was Mendes fatalistischer dan in Nederland. Niet alles kan zomaar, het systeem beklemt, verstikt, niks rolt zich als vanzelf uit. Je lot staat er in de sterren geschreven, het maakt de Portugees minder ondernemend. Hij wil wel stappen maken, maar loopt snel vast, accepteert zijn lot, kan er toch niks aan veranderen. Dat fatalisme zit in de fado besloten, als handige uitlaatklep: je kunt klagen, pijn als iets moois ervaren. Zeg je Portugal dan zeg je fado: het cliché als karikatuur van land en bewoners en het klopt nog ook. Daarom houdt ze van Nederland, het gevoel haar leven in eigen hand te hebben, gekke ideeën waarmaken.

Aanhoudende verliefdheid
Nederland brengt haar rust. Van daaruit onderzoekt ze wie ze is. Ze beziet haar achtergrond van een afstand, zong daar nauwelijks fado, begon er hier pas mee, uit heimwee, maar zingt zich er van los. Hier schrijft ze over wat ze daar pijnlijk mist, waardoor ze haar land een plek geeft. Wat je als emigrant mist, ga je verheerlijken, brengt je fantasie op hol. Om scherp zicht te houden, gaat ze vaak terug, ook om Nederland op afstand te bezien en helder te oordelen over wat ze hier doet. Routine krijgt geen vat, beetje pijn voelt ze altijd, maar ze gaat er niet onder gebukt. Sterker: met haar gependel probeert ze in aanhoudende staat van verliefdheid te verkeren.

Thuis in Rotterdam omringt ze zich met Portugal: plantjes, sierlijk felblauw beschilderd dienblad, thee, koffie, laurier uit ouderlijke tuin, als blikvanger een immens zilver glimmend olijfolievat in haar keuken, gevuld met oogst uit vaders olijfgaard. Zwartwit familieportret ook, gemaakt in moeders dorp Bairrada, nagenoeg uitgestorven zoals zoveel op het platteland, waar haar ouders een buitenverblijf bouwden op de puinhopen van een erfenis. Haar laatste levensjaren ziet ze zich in zo’n dorp slijten. In Nederland oud worden? De idee grijpt haar naar de keel: te ver van huis, als een ontwortelde boom.

Lelijke fado
Maar de fado in de kroegen van haar door massatoerisme overspoelde geboortestad stemt haar niet altijd vrolijk: steeds vaker ervaart ze er tweederangs artiesten die laten horen hoe lelijk fado kan zijn in uitgaansgelegenheden waarin intimiteit ver te zoeken is. Haar Gouden Notekraker zette haar eens te meer op scherp om niet te vallen voor de commerciële verlokkingen van het snelle geld. Liever blijft ze alert op en selectief in waar en aan wie ze de resultaten van haar eigen gekozen artistieke paden wil laten horen. Arrogantie is haar vreemd, maar zielloze uitgaanslocaties met plat vermaak voor de massa en het geld doorstaan haar ballotage alvast niet.