uitgelicht

Column Roland Smulders: Ons niet bellen


Columnist Roland Smulders neemt u mee, een kijkje in zijn Oisterwijk:

Roland Smulders (Foto: Iris de Groot).

 

De Oisterwijkse voetbalclub Trinitas was laatst op zoek naar supporters. Dit is geen spottende weergave van een saaiere werkelijkheid, maar wat in de pers zwart op wit stond. Er kwam een vriendschappelijke wedstrijd aan tegen de spelers van het eerste elftal onder 23 jaar van de roemruchte club Kozakken Boys uit – ik moest het even opzoeken – Werkendam. Dan wilde je als gastgever niet de vraag krijgen of de bezoekers zich in de dag hadden vergist. Of hadden de lege tribunes te maken met een gebrek aan sportieve betrokkenheid? Misschien had het spelen van een oefenpotje dan toch iets weg van de spreekwoordelijke paarlen voor de zwijnen. Vandaar de dringende oproep aan iedereen die op de dag van de match toevallig toch nog wat tijd over had.

Trinitas is de Feniks die na een fusieproces tussen drie bestaande Oisterwijkse clubs uit de gloeiende as tevoorschijn kwam. Met mooie velden, kleedkamers, de beste wensen van het gemeentebestuur en een bij de samengevoegde culturen passend logo zag de toekomst er stralend uit. Misschien iets te stralend, want supporters schijnen nu niet meer het gevoel te hebben verder nog iets aan het succes te kunnen bijdragen. Daarom blijven ze thuis en moet er nu ineens in alle hoeken en gaten gezocht worden naar troepen. Voor het incidenteel ophouden van de schone schijn. De week daarop mogen ze op de bank blijven zitten.

Mijn gedachten gingen bij het lezen van de oproep uit naar de vrijwilligers die zich het vuur uit de sloffen liepen om hun cluppie overeind te houden. Vaak vrijwilligers van het eerste uur, die zich zelfs door een fusie met de vroegere concurrentie niet uit het veld lieten slaan. Aan het thuisfront moesten ze gaan uitleggen dat het echt geen flauw smoesje was dat hen ervan weerhield in het weekend boodschappen te doen en mee naar de stad te gaan. Natuurlijk kwamen er mensen kijken naar de wedstrijden die zij met hun inzet mogelijk maakten. Alleen niet naar een wegstrijd tegen het eerste elftal onder 23 jaar van Kozakken Boys. Dat was toch geen reden het kind met het badwater weg te gooien.

Het is zeker niet mijn bedoeling iets negatiefs te zeggen over de voetbalclub en haar leden. De reden er iets over te zeggen ligt op een ander terrein. Tijdens het mijmeren over de onrechtvaardigheid van het leven, ontdekte ik een overeenkomst tussen de club en politieke partijen die ook af en toe een oproep deden om toch vooral langs te komen voor het betuigen van steun. Meestal hadden ze binnen besloten bolwerken geen pottenkijkers nodig, maar er waren uitzonderingen en dan moesten wij daar niet flauw over doen of grappen over gaan maken. Had ik door een speling van het lot de essentie van onze democratie te pakken? ‘Ons niet bellen alsjeblieft. Wij bellen wel als we je nodig hebben.’

Zelf ben ik geen voetballer. Vaste lezers van mijn columns weten dat ik en sport niet op goede voet staan met elkaar. Het leek mij dan ook behoorlijk hypocriet met een sjaal van de thuisclub langs het veld plaats te nemen en daar te doen alsof ik er verstand van had. Je zou zien dat ik op verkeerde momenten stond te juichen en dat de andere aanwezigen toch een ander idee hadden van wat een vriendschappelijke wegstrijd was. Terwijl ze mij naar de ziekenboeg droegen, gaf ik nog een soort van high five weg. Volgende keer bij mij, mannen.

 

Roland Smulders