Mensen denken bij paddenstoelen meestal aan de herfst. Aan vallende bladeren, natte schoenen en dat moment waarop je denkt: dit had ik kunnen weten. Maar paddenstoelen trekken zich weinig aan van onze seizoensbeleving. Wij doen een jas aan, zij kijken even hoe het loopt. En verrassend vaak loopt het gewoon door.
door Ger Ewijk
De winter is helemaal niet het einde van het paddenstoelenverhaal. Voor sommige wel hoor, laten we eerlijk zijn. Een beetje nachtvorst en ze liggen er bij alsof ze het bosleven helemaal zat zijn. In elkaar gezakt, glibberig, veranderd in iets wat het midden houdt tussen slijm en snot. Dat is geen zwakte, dat is natuurkunde. Water zet uit als het bevriest, cellen knappen, en klaar. Geen drama, geen strijd, gewoon einde oefening.
Maar dan heb je paddenstoelen die daar totaal niet aan meedoen. Die denken: winter? Prima, doen we gewoon mee. Het fluweelpootje bijvoorbeeld. Of de dennenslijmkop. Die hebben een ingebouwd antivries-systeem. Suikers en speciale eiwitten zorgen ervoor dat hun cellen niet kapotvriezen. In de paddenstoelenwereld is dat best bijzonder. Dat is niet klagen over de kou, dat is aanpassen. En daar kunnen wij nog wat van leren.
‘Je hoeft alleen maar even te stoppen.’
Als je in de winter door het bos loopt, lijkt het soms alsof alles grijs en bruin is. Tot je stopt. Echt stopt. Dan zie je ineens dat het bos helemaal niet kleurloos is. Het is alleen minder schreeuwerig. Of juist totaal niet.
Kijk daar: een gele trilzwam, felgeel, alsof iemand per ongeluk een klodder citroengelei op een tak heeft laten vallen. Hij trilt een beetje als het vochtig is. Niet van de kou, maar omdat hij zo gebouwd is. Je verwacht bijna dat iemand er een lepeltje bij pakt.

En dan de oranje aderzwam. Die zie je pas als je dichterbij komt. Fijne, oranje adertjes die over hout lopen, alsof het bos even met een dun penseeltje heeft gewerkt. Geen grote paddenstoel, geen hoed, maar wel kleur. Subtiel, maar aanwezig.
Soms kom je een troskalknetje tegen. Dan denk je eerst: ach, eentje. En dan blijken het er ineens veel te zijn. Bij elkaar, alsof ze hebben afgesproken: wij maken het hier even gezellig. Dat soort momenten laat zien dat het bos ook in de winter leeft, alleen op een andere manier.
En dan zijn er de korstzwammen. Die worden vaak straal genegeerd. Want ja, ze staan niet rechtop en ze lijken meer op verf dan op paddenstoelen. Maar eigenlijk zijn ze schilders. Dood hout is hun canvas. Wit, roze, paars, oranje. Soms glad, soms bobbelig, soms alsof iemand met een spons heeft gewerkt. Je kijkt ineens niet meer naar een omgevallen tak, maar naar een kunstwerk.
Sommige paddenstoelen leven maar een paar uur. Die komen op, doen hun ding en verdwijnen weer. Andere nemen rustig de tijd. De tonderzwam bijvoorbeeld. Die kan zomaar tien jaar oud worden. Weinig water, sterke cellen, kurkachtig en onverstoorbaar. Zo eentje die nergens meer van schrikt. De senior van het bos.
Die tonderzwam was vroeger trouwens van levensbelang voor mensen. In de prehistorie gebruikten ze hem om vuur te bewaren. Binnenin zit een poeder waarin gloeiende kooltjes langzaam blijven nagloeien. Handig, want lucifers waren er nog niet. IJsmummie Ötzi, die man uit de Alpen, had er meerdere bij zich. Zelfs toen wist men al: zonder paddenstoelen wordt het lastig.
En ook nu houden paddenstoelen het bos draaiende. Ze werken samen met bomen, zonder dat je het ziet. Bomen maken suikers met zonlicht. Paddenstoelen kunnen dat niet. Maar paddenstoelen zijn weer ijzersterk in het ophalen van voedingsstoffen uit de bodem. Hun schimmeldraden zijn zo dun dat ze overal tussendoor kruipen. Onder de grond wisselen boom en paddenstoel suikers en voedingsstoffen uit. Geen applaus, geen erkenning, maar essentieel.
Daarnaast ruimen ze op. Alles wat dood is, wordt aangepakt. Bladeren, takken, hout. Maar ook hondenpoep. Ja, echt. Die zie je soms helemaal wit uitslaan. Dat zijn schimmels die denken: dit hoort ook bij de natuur. Zelfs vogelveertjes verdwijnen uiteindelijk dankzij paddenstoelen. Niks wordt verspild.
Soms zijn ze wat minder vriendelijk. Er zijn paddenstoelen die parasiteren. Die leven van een andere paddenstoel of tappen suikers af van een boom die nog leeft. Niet gezellig, maar ook dat hoort erbij. Zelfs in het bos is niet iedereen even sociaal.
Dus als iemand zegt dat het bos in de winter saai is, dan weet je eigenlijk al genoeg.
Die heeft gekeken…
… maar nog niet gezien.
Paddenstoelen zijn er altijd. Stil, taai, kleurrijker dan je denkt. Je hoeft alleen maar even te stoppen.








