De vertrekkende en nieuwe voorzitter van het Oisterwijkse Centrummanagement – de belangenorganisatie voor de winkeliers en horeca in het centrumgebied – lieten afgelopen week bij een interview met het Brabants Dagblad weten het centrum ‘compact en bereikbaar’ te willen houden. Het groter maken van het centrum past daar niet bij, en ‘dat dreigde een beetje te gebeuren bij de ontwikkelingen bij de KVL’.

Bij de voorbereiding van de herbestemming van de KVL in 2009 en daarna, kwamen die zorgen ook boven; winkels en horeca op de KVL zouden geen goede toevoeging zijn aan het centrum; eerder de aantrekkelijkheid van het centrum kunnen verstoren. Hetgeen er alsnog aan winkels kwam, was in omvang ondergeschikt. En de horeca werd gericht op de bedrijvigheid; het personeel van de diverse daar nieuw te vestigen bedrijven kon er terecht voor een lunch.
De afgelopen jaren is gebleken, dat de herontwikkeling van KVL tegelijk zorgt voor meer inwoners, meer bedrijvigheid, en een aantrekkingskracht van buitenaf. Samen met bijvoorbeeld de stoommachine en de voor erfgoed en architectuur interessante herontwikkeling van industriële gebouwen, dragen ook de bakkerij van Robèrt, het Fletcher Hotel-restaurant, restaurant De Kazerne en het EKWC bij aan die aantrekkingskracht. Maar dat niet alleen; ook zorgen de aanwezigheid van deze landelijk bekende namen mede voor de bekendheid van Oisterwijk als ‘place to be’. En dat komt weer ten goede aan Oisterwijk als geheel, en ook het centrum.

Het eerste grotere restaurant heeft het niet gered, maar een lunch bij De Kazerne, koffie bij het EKWC, een overnachting in het hotel en uiteraard de landelijk bekende en prijswinnende lekkernijen van Robèrt van Beckhoven (die zich vanaf het begin met een regionaal en landelijk bekende en publiek trekkende naam op de KVL vestigde) vormen een levendig deel van de nieuwe wijk.
In het streven de aantrekkingskracht en gezelligheid van winkels en horeca in het Oisterwijkse centrum compact te houden, werd de wens benadrukt te ‘voorkomen dat je het centrum steeds groter maakt’. Om dat te verduidelijken, werd door de voorzitter van het Centrummanagement in het bovenvermeld interview verwezen naar de KVL, met de opmerking: ‘de horeca daar is inmiddels een stille dood gestorven…’. Iets wat uiteraard niet juist is. Achteraf moet deze dan ook erkennen: ‘niet zo bedoeld’ en ‘ongelukkig geformuleerd’. Het Centrummanagement erkent dat dit afbreuk doet aan de op de KVL aanwezige zaken.
Duidelijk is dat deze vormen van winkel en horeca geen bedreiging vormen voor het Oisterwijkse bruisende centrum, maar juist elkaars krachten versterken…