ondernemers

Column Roland Smulders: De mannen van de glasvezel


Columnist Roland Smulders neemt u mee, een kijkje in zijn Oisterwijk:

Schrijver en columnist Roland Smulders (Foto: Iris de Groot)

 

In mijn woonplaats Oisterwijk kun je precies zien hoe het staat met de vooruitgang. Als de stoeptegels gelegd lijken te zijn door Jules de Corte en er steken groene draden uit de grond, dan zijn de mannen van de glasvezel voorbij gekomen. Hier en daar wordt door andere noeste werkers getracht de stroom- en gasleidingen weer te herstellen. De mannen van de glasvezel hebben geen tijd om voorzichtig te zijn. Het belang van hun missie is te groot. De Oisterwijkse senioren willen niet langer wachten op hun supersnelle verbinding met de buitenwereld. Zoveel tijd hebben ze ook weer niet. Ik mag de grap maken, want ik ben zelf de zestig ook gepasseerd en mezelf op de hak nemen kan niemand mij verbieden.

Het verbaast mij dat de gemeente nog altijd niet heeft ingegrepen. Er gaat bijna geen dag voorbij zonder doorgestoken leiding. Wiskunde was op school al niet mijn sterkste vak, maar zelfs ik begrijp dat het niet goed kan blijven gaan. Het principe van oorzakelijkheid noemen ze dat in het hindoeïsme en het boeddhisme. Karma. Laat de schuld te hoog oplopen en je krijgt de rekening onder de neus gewreven. Wil het gemeentebestuur van mijn woonplaats echt wachten tot her en der de woningen aan hun reis richting de sterren beginnen? Moeten de zoekhonden straks naar Oisterwijk om de bewoners onder het puin vandaan te halen? Hoeveel bewijs is er nog nodig dat de mannen van de glasvezel het vak nog niet echt in de vingers hebben?

Je mag in Nederland helemaal niks zonder een deugdelijk bewijs van bekwaamheid te overleggen. Is het overdreven om iets dergelijks ook te verlangen van mensen die sleuven willen graven door bewoond gebied? Het kan toch niet zo zijn, dat handhavers pas willen ingrijpen als de mannen van de glasvezel te dicht in de buurt van een parkeerautomaat dreigen te komen.

Laatst stond er bij mij ook zo’n glasvezelfiguur aan de deur. Stralend keek hij mij aan met een blik van daar zijn we dan. Ik heb hem heel snel weggestuurd met de boodschap nog maar eens terug te komen als ik er niet meer ben. Het frustreren van de vooruitgang gaf even een voldaan gevoel, maar ik wist toen al dat het mij niet zou redden. De dreiging door een gasexplosie te worden uitgewist, hing als een duister zwaard boven mijn hoofd te bungelen aan een dun draadje. Over de openbare weg heb ik geen zeggenschap. Daar mogen de mannen van de glasvezel ongestraft hun verwoestende werk doen in naam van de vooruitgang.

Een mens lijdt volgens een tegeltjeswijsheid het meest van het lijden dat hij vreest. Ik in elk geval wel. In mijn rijkgevulde verbeelding zie ik het onheil zich vertraagd voltrekken. Na een aanvankelijk vlekkeloze start wordt de rust in de opengebroken straat ruw verstoord door sirenes en blauwe lichten. Lachend staan de glasvezelmannen erbij te kijken terwijl anderen proberen het zoveelste door hen geslagen gaslek te repareren. Ik zie er eentje wat verveeld naar de shagbuil grijpen en besluit dat het tijd wordt voor een haastige aftocht via de achterdeur. Ik hoor later wel hoe het is afgelopen. Mocht er ineens een groene kabel in mijn voortuintje groeien, dan verzin ik wel een manier om dat ding aan het zicht te onttrekken. Graven kan ik toevallig ook.

 

Roland Smulders